Een witte muur staat op mijn pad. Voor mijn gevoel op een meter of vijftig, en dat blijft hij. Het is een schimmige muur, constant wijkt hij voor mij uit. Bereiken zal ik hem nooit. De zon geeft hem statuur en verleent er nog wat raadselachtigheid aan. Ik krijg zin om er tegenaan te leunen, gewoon om te weten hoe het voelt. Waar doet de structuur me aan denken? Hij is niet wollig als een wolk, maar ook niet zo hard als een glad wateroppervlak soms kan zijn. Meer als een vitrage? Hij schermt wel alles af wat er achter ligt, dat is dan ook wat muren doen. Nog een half uur schat ik, dan bestaat hij niet meer omdat elke druppel waar hij uit bestaat een andere vorm heeft gekregen. De geur van vochtig graan en kamille drijft in mijn neus en tinkelt weer wat cellen in mij wakker. Het is vroeg, heel vroeg, zeker voor een vrije vrijdag. Maar mooi, wel mooi.